Historie van de plaggenhut
Eind 1800 waren in Drenthe plaggenhutten te vinden, dit waren eenvoudige met heideplaggen bedekte hutten. Plaggenhutten waren te vinden in de armste gebieden van Nederland, vooral in Drenthe, Friesland en Overijssel. Ze werden bewoond door de allerarmste arbeiders, niet zelden met grote gezinnen. Een plaggenhut was een zeer eenvoudig bouwwerk. Meestal gedeeltelijk uitgegraven in de grond en zonder zijmuren zodat het dak op grondhoogte begon. Het dak was bekleed met plaggen die uit het omliggende land werden gehaald.
Plaggenhutten stonden vaak in veenontginningsgebieden. Daar gold de ongeschreven regel dat een nieuw huis mocht blijven staan als deze tussen zonsondergang en zonsopgang was gebouwd en de schoorsteen ‘s ochtends rookte. De leefomstandigheden waren erbarmelijk. Door de bouwwijze was het vertrek slecht te verwarmen. Het was er vochtig en het krioelde er van het ongedierte. Bewoners van plaggenhutten werden dan ook niet erg oud.
In 1901 kwam de woningwet, die bepaalde dat niemand meer in een plaggenhut mocht wonen. Hiermee was de plaggenhut echter niet direct verdwenen. Zelfs vlak na de Tweede Wereldoorlog waren er nog plaggenhutten te vinden.